Leeuwenbergh tuinen

Gele Luzernevlinder

Familie
witjes (PIERIDAE)
Onderfamilie
Coliadinae / Colias hyale
Groep
Dagvlinder
Hoe moeilijk te herkennen
(goed op gelijkende soorten letten)
Zeldzaamheid
Een schaarse trekvlinder die in wisselende aantallen per jaar in Nederland wordt waargenomen.
Rode lijst: bedreigd

Kenmerken vlinder
Voorvleugellengte: 20-25 mm. De voorvleugel heeft een spitse vleugelpunt met een donkere tekening die vaak omvangrijker is dan bij de zuidelijke luzernevlinder. De zwarte wortelbestuiving is waaiervormig uitgebreid en reikt overduidelijk tot in de grote cel. De oranje celvlek op de bovenkant van de achtervleugel is vrij licht en niet opvallend. De grondkleur van het mannetje is licht groenachtig geel. De vlinder rust met dichtgevouwen vleugels.

Kenmerken rups
Tot 32 mm; lichaam groen, fijn zwart gespikkeld met een witte lengtestreep over de spiracula met daarin – aan weerszijden van ieder spiraculum – een rood of oranje veegje; kop groen.

Gelijkende soorten vlinder
Let op: de Gele luzernevlinder en de Zuidelijke luzernevlinder lijken bijzonder veel op elkaar; een zekere determinatie is dan ook niet altijd mogelijk. De Zuidelijke luzernevlinder wordt vrijwel alleen op kalkgraslanden met paardenhoefklaver gezien. De Gele luzernevlinder heeft weliswaar voorkeur voor klaver- en luzernevelden, maar op trek kan hij vrijwel overal opduiken. Zie ook de Oranje luzernevlinder.

Vliegtijd en gedrag
De gele luzernevlinder is een trekvlinder die ieder voorjaar vanuit Midden-Europa naar het noorden vliegt. De eerste vlinders arriveren in mei en juni in ons land. De volgende generatie vliegt van begin juli-eind oktober, aangevuld met nieuwe immigranten. De vroegste waarnemingsdatum is 30 maart, de laatste datum waarop een vlinder is gezien is 5 november.

Levenscyclus
Rups: vanaf half juni. Op de vliegplaatsen overwintert de soort als rups.

Ei-afzet
De vrouwtjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de bladeren of stengels. Ei-afzetting vindt vooral ‘s middags plaats en bij voorkeur op jonge of lage planten die groeien op kale grond.

Rups en verpopping
De rups voedt zich aanvankelijk met de bovenlaag van het blad, doorgaans dicht bij de hoofdnerf. Na iedere maaltijd rust de rups gestrekt langs de hoofdnerf. Na enkele dagen eten de rupsen hele bladeren. De soort overwintert als rups in Midden-Europa en is, in tegenstelling tot de oranje luzernevlinder, gedurende de gehele winter in rust. Halfvolgroeide rupsen overwinteren nabij de bladeren van de waardplant in de strooisellaag. Verpopping vindt plaats aan de stengel van de waardplant.

Vlinders
Al vroeg in het jaar verschijnen de eerste vlinders. De dichtheid aan individuen is vrij laag tot hoog, circa 1 tot 64 individuen per hectare. In Centraal-Europa kunnen er bij sommige klavervelden soms (vele) duizenden vliegen. Bij zonnig weer vliegen ze rond met een snelle vlucht. De vlinder besteedt vrij veel tijd aan het zoeken naar nectar op bijvoorbeeld luzerne en klavers, soorten die eveneens als waardplant dienen. Mannetjes op zoek naar vrouwtjes houden patrouillevluchten met een zigzaggende vlucht. Vrouwtjes worden relatief vaak nectardrinkend gevonden.

Waardplanten
Diverse vlinderbloemigen, waaronder luzerne, wikke en klaver.

Habitat
Allerlei open terreinen zoals bloemrijke graslanden, bermen, braakliggend terrein, of luzerne- en klaverakkers.