
Het boomblauwtje (Celastrina argiolus)
Het boomblauwtje is het enige blauwtje dat ook middenin stadscentra voorkomt.
Hoe kan je het boomblauwtje herkennen?
– Blauwtjes zijn genoemd naar de helderblauwe bovenzijde van de voorvleugels. Bij het vrouwtje van het boomblauwtje heeft de voorvleugel een brede zwarte rand; bij het mannetje ontbreekt die.
– Het boomblauwtje heeft een spanwijdte van 25 tot 32 mm.
– Je herkent het boomblauwtje best aan de onderzijde van de vleugels, goed te zien wanneer de vlinder met de vleugels gesloten zit. Bij het boomblauwtje is die onderzijde egaal zilverachtig blauw (vandaar zijn vroegere naam ‘zilverblauwtje’), met verspreide zwarte stipjes.
Wat eet het boomblauwtje?
Boomblauwtjes zie je vaak nectar drinken op bloemen. Dat zijn bijv. koninginnekruid, distels, struikhei, grote kattenstaart of gele composieten zoals jacobskruiskruid.
Wat eet de rups van het boomblauwtje?
De rups leeft op verschillende types planten: zowel bomen (vooral vuilboom) als struiken en lagere planten. Het legt zijn eitjes vaak op klimop, ook op hulst. In de zomer kiest het boomblauwtje ook grote kattenstaart en struikhei als waardplanten. Het boomblauwtje experimenteert ook wel eens met nieuwe waardplanten, zoals vlinderstruik of magnolia.
Waar leeft het boomblauwtje?
Deze vlinder komt voor van West-Europa tot in Japan, van Scandinavië tot in Noord-Afrika. Ook in Noord-Amerika komt het boomblauwtje voor.
Het boomblauwtje leeft aan bosranden, in tuinen en parken. Het stelt geen bijzondere eisen aan zijn leefomgeving en kan zelfs in stadstuintjes gezien worden.
Hoe plant het boomblauwtje zich voort?
Het boomblauwtje heeft verschillende generaties per jaar. Je kan de eerste boomblauwtjes eind maart zien rondvliegen. De tweede generatie vliegt in volle zomer (de eerste exemplaren van die tweede generatie verschijnen in juni). In het najaar (september) kan er een derde generatie zijn. Het boomblauwtje overwintert als pop.
Wat kan jij doen voor het boomblauwtje?
Het boomblauwtje fladdert graag langs structuurrijke bosranden. Heb je ruimte voor een vogelbosje in je tuin? Zorg ervoor dat er ook sporkehout (een wegedoornsoort) in de rand staat (dat is overigens een belangrijke bijenplant en tevens waardplant voor de citroenvlinder).
Heb je ruimte om een muur weelderig te laten begroeien met klimop? Dat kan in de zomer een plek zijn waar het boomblauwtje graag vertoeft én eitjes afzet. In het najaar is bloeiende klimop overigens interessant als nectarplant voor vlinders, zweefvliegen en bijen.