Bericht van de Groencommissie (zie ook de pagina VOGELS LOKKEN)
Wie van vogels houdt, ziet ze graag ook in de tuin verschijnen. We lokken ze met voedsel, hangend of staand en op de juiste plek. Het is een leuke uitdaging om je tuin zo uitnodigend mogelijk te maken voor broedende vogels in de tuin.
Je tuin is aantrekkelijker voor vogels als je begroeiing in laagjes hebt. Dat wil zeggen afwisseling van hoge en lage planten en struiken. Ook hogere bomen in de omgeving zijn belangrijk.
Verder helpt het als je eetbaar groen in je tuin hebt staan. Denk aan struiken met bessen of bomen met vruchten.
Vogels zullen ook eerder in je tuin te vinden zijn als ze er nestmateriaal kunnen vinden zoals takjes, pluisjes en blaadjes. Nestjes zullen ze pas maken als er voldoende schuilplekken zijn bijvoorbeeld in doornstruiken of een heg. Wanneer je nestkastjes ophangt let er dan op dat er een rustplek is in de aanvliegroute en hang een nestkast niet in de volle zon.
Deze keer de Merel

De volwassen mannelijke merel heeft een zwart verenkleed, een gele snavel en een oogring. Het vrouwtje is donkerbruin en haar keel en borst zijn iets lichter. Het juveniel lijkt op het vrouwtje maar heeft veel vlekken op het lichaam en vleugeldekveren. Een merel is ca. 25 cm lang en heeft een spanwijdte van 38 cm.
De merel komt vooral voor in bossen, parken, en tuinen.
Hij nestelt zich in bomen, bosjes en heggen. In steden en dorpen wordt er vaak genesteld op allerlei kunstmatige plekken. De merel broedt van maart tot augustus met 2 а 3 broedsels. Per legsel 3 tot 4 bruingevlekte, groenblauwe eieren.
In het voorjaar en zomer eet de merel regenwormen, slakken, insecten en vanaf de late zomer worden er ook bessen en vlezige vruchten gegeten.
De merel kent vele verschillende roepen. De contactroep is een fijn, rollende ‘srrieh’. Bij opwinding is er een diepe ‘dack’. De alarmroep is een gedempte ‘djoek’ of een hardere ‘dack dack dack’, langer overslaand ‘taktak derriegie doek-doek’ of luidschreeuwend ‘tieks tieks tieks’. Zijn zang is welluidend, een melancholisch fluiten, welke relatief langzaam is met veel verspringende tonen. In de vroege ochtend kun je hem vaak horen als hij op een hoog punt voluit zit te zingen.
Karakteristieke kenmerken
De merel komt van nature voor in heel Europa en grote delen van Azië. IJsland is het enige Europese land waar ze zeldzaam zijn. De merel is ook uitgezet in Australie en Nieuw-Zeeland, daar wordt hij inmiddels gezien als een plaag. Ze leven op alle mogelijke plaatsen; van bergwouden, alle mogelijke bossen met rottende bladeren op de grond, tuinen, parken of boerenland met grote heggen. Ze hebben zich ook uitzonderlijk goed aangepast aan het moderne stadsleven. Ze behoren tot de talrijkste bezoekers van tuinen en voederhuisjes. Ze kunnen het hele jaar door in tuinen en grasvelden gesignaleerd worden. Afgezien van de noordelijke populaties zijn merels meestal geen trekvogels. Ze vormen geen groepen zoals bijvoorbeeld spreeuwen dat doen. Oorspronkelijk zijn het bosvogels en aan het einde van de 19e eeuw waren ze bijna uitgestorven. Ze hebben zich echter ontwikkeld tot een cultuurvolger en komen.