Bericht van de Groencommissie (zie ook pagina VOGELS LOKKEN)
Wie van vogels houdt, ziet ze graag ook in de tuin verschijnen. We lokken ze met voedsel, hangend of staand en op de juiste plek. Het is een leuke uitdaging om je tuin zo uitnodigend mogelijk te maken voor broedende vogels in de tuin.
Je tuin is aantrekkelijker voor vogels als je begroeiing in laagjes hebt. Dat wil zeggen afwisseling van hoge en lage planten en struiken. Ook hogere bomen in de omgeving zijn belangrijk.
Verder helpt het als je eetbaar groen in je tuin hebt staan. Denk aan struiken met bessen of bomen met vruchten.
Vogels zullen ook eerder in je tuin te vinden zijn als ze er nestmateriaal kunnen vinden zoals takjes, pluisjes en blaadjes. Nestjes zullen ze pas maken als er voldoende schuilplekken zijn bijvoorbeeld in doornstruiken of een heg. Wanneer je nestkastjes ophangt let er dan op dat er een rustplek is in de aanvliegroute en hang een nestkast niet in de volle zon.
Deze zaterdag de koolmees
De koolmees is een bekende verschijning in de tuin. Het is weliswaar geen groot vogeltje, maar met zijn gele buik, groenblauwe rug en zwarte kop met witte wangen is hij toch van een afstand goed te herkennen.
Koolmeesjes blijven ook in de winter in ons land. Ze zijn vrij gemakkelijk als het gaat om hun leefomgeving, in groene tuinen waar ze beschutting kunnen vinden zie je eigenlijk altijd wel koolmezen. Voorwaarde is dat er voldoende nestgelegenheid is en dat ze voldoende voedsel kunnen vinden.
Verschil mannetje en vrouwtje
Het verschil tussen het koolmees mannetje en vrouwtje zie je niet direct als je niet weer waarnaar te kijken, maar is er wel degelijk. De zwarte brede band over de buik van het mannetje, helemaal tot aan zijn staart, is zijn kenmerk. Het vrouwtje heeft er ook een, maar dan een dunnere variant die ook niet helemaal tot onder doorloopt. Als je dus weer koolmezen in de tuin ziet, weet je voortaan waar je op moet letten. De dikte van deze streep speelt ook een rol speelt in het paarseizoen. De mannetjes met de breedste band winnen het in de strijd van hen die een dunnere hebben. En ook vrouwtjes gaan voor de man met de breedste streep.
Een koolmees lokken naar je tuin
Wie vaker koolmezen in de tuin wil zien, kan daar wat voor doen. Plaats – naast nestkasten – voedselverstrekkers, zoals struiken met bessen of bomen met vruchten. Vergeet ook niet te zorgen voor plekjes met schoon water, waar de meesjes van drinken en in badderen. Plant verder bloemen, want die lokken in de lente en zomer insecten, een belangrijke voedselbron voor vogels. Een win-winsituatie creëer je met kleurige bloeiers als vlas (Linum usitatissimum), boekweit (Fagopyrum esculentum), grote kaardenbol (Dipsacus fullonum) of zonnebloem (Helianthus annuus). Insecten komen er graag op af, en zowel de insecten zelf als de zaden zijn razend populair bij vogels als de koolmees.
Als je een nestkastje ophangt in de tuin is de kans groot dat er een koolmees in gaat broeden. Om die kans zo groot mogelijk te maken, is het slim met een paar dingen rekening te houden. Zorg voor een vrije aanvliegroute en een beschutte, veilige plek, uit de directe zon en op een rustige plaats. Kies ook voor een niet te grote kast, circa 12x12x25 cm, met een kleine opening en hang het vogelhuisje (hoog) in de boom of tegen een muur als het maar niet in de zon is dus. Wat ook helpt: zorg voor groen waar koolmezen (en andere vogels) een nest in kunnen bouwen. Denk aan stevige klimplanten tegen de muur of hoge heesters.
Tegen het eind van de lente is het zover: het broedseizoen van de koolmezen breekt aan. Tot het begin van de zomer zijn de mezen druk met de paartijd en gaan ze op zoek naar een partner. Monogaam kun je koolmezen niet echt noemen, maar in het broedseizoen legt een koppeltje wel samen één of twee nestjes waar het stel samen voor zorgt. Per nest kunnen er tot wel vijftien eitjes worden gelegd, maar die komen niet allemaal uit. Gemiddeld zeven à acht stuks komen na twee weken uit. Vader en moeder vliegen vanaf dat moment af en aan om voldoende voedsel voor de jongen te verzamelen. Dit bestaat hoofdzakelijk uit insecten, insectenlarven en rupsen. Door klimaatverandering zijn er steeds vroeger in het jaar insecten te vinden. Dit betekent dat de flexibele koolmees hierin meegaat en de start van het broedseizoen door de jaren heen dus ook steeds iets vroeger begint.
Pinda’s zijn een succes bij koolmezen. In een hangend voederhuisje kunnen grotere vogels er niet bij.
Het hele jaar koolmeesjes voeren
Dat koolmezen niet schuw zijn, heb je vast al vaak gemerkt. Vooral in het najaar en de winter komen ze in tuinen om het aangeboden voedsel te eten. Dit hebben ze hard nodig om de wintermaanden door te komen. Waar de koolmees in het voorjaar volop eet van larven, rupsen, spinnen en insecten, zijn die in de winter nauwelijks voorhanden. Dan richten koolmeesjes zich op voedsel dat rijk is aan olie, zoals beukennootjes, vet en vruchten in de tuin. Wil je ze een handje helpen als het koud is? Bied ongezouten (slingers) pinda’s, zonnebloempitten of een zadenmix aan op een rustige plek in de tuin, bijvoorbeeld op een voedertafel.

Koolmezen houden van rupsen, die ze ook voeren aan hun jongen.
In 2018 en 2019 waren er zorgen ontstaan over de grote sterfte van koolmezen in onze steden. Uit onderzoek bleek toen dat koolmezen – die gek zijn op buxusmotrupsen – niet massaal overlijden door het gif dat wordt gebruikt tegen de buxusmotrups. De verhoogde sterfte komt deels door een voedseltekort, omdat veel insecten doodgaan door vergiftiging. Een andere reden voor de mezensterfte is het gif voor antivlooienmiddelen dat in honden- en kattenharen is blijven zitten. De meesjes gebruiken de haren voor hun nesten en de haartjes dringen door de huid van jonge vogels heen. Lees meer over het onderzoek op de site van de Vogelbescherming.